Inzicht in behandeling door gestandaardiseerde dataverzameling
Gestandaardiseerd data verzamelen betekent dat je op vaste momenten (in de behandeling) dezelfde klinimetrie invult. Dit is een belangrijke voorwaarde om gegevens met elkaar te kunnen vergelijken. Alle Chronisch ZorgNet therapeuten verzamelen gegevens over de voortgang van hun patiënten op een gestandaardiseerde manier. Hiervoor volgen zij een zogenaamd “meetprotocol”. Maar, hoe ziet een Chronisch ZorgNet meetprotocol eruit? En, hoe ondersteunt Chronisch ZorgNet de therapeuten om een meetprotocol toe te passen?
Appels met appels vergelijken
Een meetprotocol binnen Chronisch ZorgNet laat zien welke klinimetrie een Chronisch ZorgNet therapeut op welk moment in de behandeling invult. Doordat ze op elk meetmoment dezelfde klinimetrie gebruiken, zijn gegevens van alle deelnemers met elkaar te vergelijken. Dit doet Chronisch ZorgNet dan ook, op zowel regionaal als landelijk niveau. Dit geeft inzicht in (kwaliteit van) de behandeling. Hieronder een voorbeeld van het meetprotocol voor perifeer arterieel vaatlijden binnen het netwerk. Voor elke aandoening binnen Chronisch ZorgNet is een specifiek meetprotocol ontwikkeld.
De ontwikkeling van een meetprotocol
Een meetprotocol moet aansluiten bij de praktijk (van therapeuten én verwijzers), waarbij de data uiteindelijk inzicht geven in de effectiviteit en doelmatigheid van de behandeling. Om dit voor elkaar te krijgen, is het belangrijk te achterhalen welke gegevens de effectiviteit en doelmatigheid weerspiegelen. Daarom stellen wij onze meetprotocollen samen met experts op. Experts zijn mensen uit de oefen-/fysiotherapie, maar ook verwijzers en onderzoekers. Therapeuten sluiten aan omdat we zeker willen zijn dat het meetprotocol praktisch uitvoerbaar is. Verwijzers sluiten aan, omdat zij aan kunnen geven welke gegevens ze nodig hebben om inzicht te krijgen of de patiënt vooruitgaat. De experts hebben naast kennis van de praktijk ook kennis van wetenschappelijke evidentie van klinimetrie, zodat we op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten klinimetrie in een meetprotocol beschrijven. Ook proberen we de administratielast zo laag mogelijk te houden. Zo stemmen we meetprotocollen af op al bestaande richtlijnen en protocollen.
Sturen op gebruik
Als het meetprotocol ontwikkeld is, coördineert Chronisch ZorgNet de implementatie van het meetprotocol binnen het netwerk. Chronisch ZorgNet deelt meetprotocollen met therapeuten die gespecialiseerd zijn in de aandoening waar het meetprotocol relevant voor is. Vervolgens ontvangen oefen- en fysiotherapeuten binnen Chronisch ZorgNet continu sturing op het toepassen van het meetprotocol. Dit ontvangen ze via hun persoonlijke Portfolio’s. Hier krijgen ze namelijk een terugkoppeling van de mate waarin ze het meetprotocol toe hebben gepast. Therapeuten zien per meetinstrument, en per meetmoment, bij hoeveel patiënten het meetinstrument is toegepast. Elke maand updatet Chronisch ZorgNet deze terugkoppeling. Zo hebben deelnemers actuele informatie en kunnen ze op hun eigen handelen reflecteren. Zo zorgen Chronisch ZorgNet therapeuten dat ze de meest relevante informatie verzamelen voor patiënt, verwijzer en mogelijke onderzoeken.
Kennis en ondersteuning bij meten
Omdat gestandaardiseerd meten in de praktijk een uitdaging kan zijn, ondersteunt Chronisch ZorgNet de deelnemers bij het toepassen van meetprotocollen. Zo vinden therapeuten in hun Portfolio informatie en gratis trainingen over het gebruik van de meetprotocollen. Denk aan hoe therapeuten het meetprotocol toepassen (ook als een patiënt uitvalt), hoe ze data via de Landelijke Database Fysiotherapie aanleveren, en waarom dataverzameling belangrijk is. Zo werken we samen aan verbetering van de zorg op basis van data!